In mijn dr. Martens ploeg ik door het mulle zand op de heide achter mijn huis. De koude, snijdende wind waait zachtjes langs mijn rode wangen. Mijn rode wangen, waar langzaam tranen overheen biggelen. Ik veeg de tranen weg. Een zonnestraal raakt mijn gezicht. Ik doe mijn ogen dicht. ‘Potverdorie,’ denk ik bij mezelf. Ik houd helemaal niet van huilen, daar krijg ik hoofdpijn en droge ogen van.
Helaas had ik de laatste weken nog veel meer hoofdpijn en droge ogen. Rivia, mijn oude verzorgpaard, is een maand geleden op 24-jarige leeftijd overleden. Ze stond sinds juli 2022 met welverdiend pensioen op een prachtige plek in Friesland.
Elf jaar lang beleefde ik de leukste avonturen met haar. Ik heb veel van haar geleerd, zoals doorzettingsvermogen, anticiperen en alles omtrent de verzorging van een paard. Voor niet-paardenmensen klinkt dit ongetwijfeld ontzettend zielig, maar ik beschouwde haar als mijn beste vriendin. We begrepen elkaar zoals geen ander dat kon.
Op 27 oktober 2022 kregen de eigenaar van Rivia en ik een belletje dat het plots heel slecht met haar ging. De dierenarts kwam meteen ter plekke. De eigenaar en ik wachtten elk in ons eigen huis het oordeel af. Na een ruim halfuur belde de eigenaar mij. Ik voelde mijn hart in mijn keel bonzen en nam de telefoon op. “Het is niet goed Nouk, het is niet goed, het is niet goed…” Ze huilde hysterisch. Ik wist genoeg.
Ik smeet mijn telefoon vol woede door de kamer. De tranen stroomden over mijn wangen. Ik huilde zoals ik nog nooit gehuild had. Mijn stiekeme jeugddroom, om Rivia ooit over te kunnen kopen, was in één klap weggevaagd.
Veel tijd om bij te komen was er niet; we moesten direct beslissen wat we met haar lichaam wilden en of we haar nog wilden zien. Ik twijfelde, omdat ik mijn goede herinneringen niet wilde verpesten met een mogelijk schrikbeeld. Maar ik voelde een sterke drang om haar nog te zien, zodat ik het hoofdstuk echt ‘samen’ met haar kon afsluiten. De tweeëneenhalf uur durende autorit die daarop volgde, was de langste rit van mijn leven.
Buiten was het inmiddels donker geworden. Ik voelde een enorme steen in mijn maag toen we het erf opreden. Ik stapte uit de auto. Het licht in de stallen stond aan. De paniek gierde door mijn lijf, ik stond te trillen als een rietje. Langzaamaan liep ik naar het licht. De geur van hooi, stro, paarden en lichte ammoniak kwamen allemaal samen in mijn neus. Door een smalle hal liep ik naar de grote, open binnenstal waar ik Rivia zou moeten kunnen vinden.
Aan het einde van de hal keek ik voorzichtig om de hoek. Op zo’n 30 meter afstand zag ik een grote, bruine bult in een dikke laag stro liggen. Ik liep gespannen naar de bult die zich, naarmate ik dichterbij kwam, steeds meer begon te vormen naar het lichaam van een paard. Ik voelde een schok door mijn lijf. Daar lag mijn liefste Rivia, levenloos in het stro.
De bult was haar harde, opgeblazen buik. Haar ogen waren bedekt met een doek. Ze lag met uitgestrekte benen op haar rechterzij. Ik bekeek haar een ruime minuut van twee meter afstand. Trillend liep ik naar haar nek en knielde ik in het stro. Terwijl er zich een zee aan tranen ophoopte achter mijn onderste oogleden, legde ik voorzichtig mijn rechterhand op haar hals. Tot mijn verbazing voelde ik nog warmte onder mijn hand. Ik streek mijn hand zachtjes door haar zachte, dikke wintervacht. Het voelde vertrouwd, alsof ze er nog een beetje was.
Ik aaide haar uitgebreid. Dit was mijn moment alleen met haar. Ik probeerde nog enige dingen tegen haar te zeggen die ik haar graag wilde meegeven als laatste boodschap. Ik vertelde haar hoe veel ik van haar hield, dat ze dit einde niet had verdiend en hoe ongelofelijk veel ze voor me betekende. Hoe ze mijn jeugd compleet maakte, dat ik zo hoopte dat ze heel oud en gelukkig zou worden en dat we nog veel leuke dingen samen zouden doen. In tranen bedankte ik haar uitgebreid voor alle mooie jaren die ze mij gegeven had.
Na ruim twee uur moest ik haar lichaam achterlaten. Ik stapte bij haar weg alsof het een verplichting was; het liefst bleef ik voor altijd hier bij haar. Ik liep langzaam achteruit, naar de smalle gang waar ik twee uur geleden naar binnenkwam. Ik bleef omkijken tot ik haar niet meer zag. De auto kwam in beeld. Ik liep stram door en stapte in. De gedachte dat ik haar na deze avond nooit meer zou zien, zat vast in mijn hoofd. Met die slopende gedachte ging ik op huis aan.
Ik doe langzaam mijn ogen weer open. De zonnestraal is weg en ik ploeg verder door het mulle zand naar huis. Het leven gaat door, maar door momenten van rouw en verdriet lijkt het toch even stil te staan.