Het was zondagochtend. Ik lag languit op de bank weg te dommelen met een zak chips in mijn ene hand en een blikje cola in de andere. Mijn telefoon rinkelde. Het was mijn opa Piet die belde of ik zin had om een wandeling te maken door het bos met hem en zijn hond Jack. Ietwat betrapt schoot ik overeind en veegde het opgedroogde kwijl van mijn wang. “Ja, natuurlijk opa”, zei ik enthousiast, al voelde ik dat ik niet vooruit te branden was.
Ik herpakte mezelf snel, schoof mijn negatieve mindset aan de kant en besloot om toch mee te gaan wandelen. Wandelen was namelijk een van de leukste activiteiten die ik – net als vele anderen mensen – beleefde in de coronatijd. Na de zoveelste langdradige Teams-vergadering, waar ik overigens alleen maar onderuitgezakt in bed poppetjes lag te tekenen, moest ik écht even naar buiten om een frisse neus te halen. Aangezien de corona voorbij was, realiseerde ik mij dat ik eigenlijk helemaal niet meer zoveel wandelde. Daarnaast kon een beetje beweging ook geen kwaad. Hoewel ik eerder zeer gemotiveerd was om twee keer in de week naar de sportschool te gaan, kroop ik nu liever op de bank met een dekentje. Mijn voornemen om een achterwerk te kweken als een Kardashian was als sneeuw voor de zon verdwenen.
Opa Piet stond met zijn hond Jack bij de afgesproken plek, de ingang van het bos in Oostvoorne. Opa sloeg zijn arm om die van mij heen en gearmd wandelden we gemoedelijk door het bos. Jack liep als een beschermende trouwe herdershond voorop. Hij voelde zich geroepen als er mensen langsliepen om er even heen te gaan zodat hij hier en daar een aaitje kon scoren.
Het was een prachtige dag. De wolken leken in brand te staan door de doorbrekende zonnestralen die nieuwsgierig achter de wolken vandaan kwamen. De kleuren van de bladeren werden hierdoor nog intenser. De kou en het windstille weer gaven een mooie nevelige sfeer aan het bos. Midden in het bos lag een vennetje waarin de weerspiegeling van de wolken zichtbaar werd in het water. Het was muisstil, maar er gebeurde van alles. De grond was bedekt met gekleurde bladeren, het was net alsof je op een prachtig tapijt liep. Ik lette even niet op en liep zo door een spinnenweb heen. Spijtig voor het arme beestje dat waarschijnlijk ontzettend veel energie en arbeid had gestopt in het maken van zijn web. Naar mijn mening had hij een strategischere plek kunnen bedenken. Met een licht schuldgevoel pakte ik mijn telefoon en googelde hoelang een spin erover deed om een web te maken. Gelukkig viel het mee, die arme stakker hoefde maar twintig minuutjes weer aan het werk.
Opa en ik wandelden verder en liepen tegen een omgevallen berk aan. “Ssssstttt”, zei mijn opa en hij drukte zijn vinger tegen mijn mond. We hoorden plotseling gekraak, schoten naar beneden en verborgen ons achter de omgevallen berk. Tussen de naaldbomen in de mistige verte verscheen een prachtige hinde met aan haar zijde een pasgeboren dartelend hertenkalfje. Het kalfje deed me denken aan Bambi: een tikkeltje onhandig en nog niet zo gewend aan zijn lange stelten. “Pak je camera”, zei mijn opa. Ik hield mijn camera in aanslag en klikte. Voordat ik weer met mijn ogen knipperden waren ze alweer weg. Het was helaas van korte duur, maar een magisch gezicht in de nevel.
Opa en ik bekeken samen glimlachend de ietwat mislukte foto’s en vervolgden onze wandeling.
Verderop werden we verrast door een explosie van paddenstoelen. We zagen niet alleen de standaard rood met witte stippen paddenstoel waarbij ik in gedachten de bijpassende klavecimbelmuziek van de Efteling hoor, maar ook de Rodekoolzwam, Tonderzwam en de Aardappelbovist. Mijn opa’s gezicht lichtte op. Vroeger vertelde hij mij altijd dat er kabouters in de paddenstoelen woonden. Deze wezentjes hadden rode mutjes op met witte stippen, net als hun huisjes. Alhoewel ik wist dat dit een fabeltje was, voelde het net alsof ik op visite was bij de kaboutertjes in het sprookjesbos. “Hé meissie, kijk eens daar!”, zei mijn opa vol bewondering. Zijn blauwe kraaloogjes twinkelden en hij glunderde van oor tot oor. Hij pakte zijn vergrootglas erbij, ging wat stroef op zijn hurken zitten en keek gefascineerd naar de verschillende paddenstoelen. “Weet je welke paddenstoelen giftig zijn?”, vroeg hij. Ik maakte de vergissing om nee te zeggen en de volgende tien minuten werd ik getrakteerd op een monoloog over giftige schimmels. Met gefronste wenkbrauwen en op een strenge toon begon hij te vertellen. Dat doet hij altijd als hij ergens enthousiast over is.
We wandelden terug en in de verte liepen vier hindes met kalfjes. De hindes foerageerden en de kalfjes sprintten spelend achter elkaar aan. Het was fantastisch en vrolijk om te zien. We konden ze wel een halfuur bekijken. Na een poosje zakten de kudde af naar de bosrand, waar ze langzaam in verdwenen.
Wat heb ik deze wandelingen gemist. Achteraf ben ik blij dat ik de wandeling heb gemaakt. Het leven is zo kostbaar en het hangt aan een zijden draadje. De hindes renden samen met hun kalfjes zo onbezorgd in het rond. Ik besefte mij dat ik mijn familie ook moet koesteren en zelf de slingers moet ophangen. Mijn opa is er nu nog en daar moet ik van genieten. Ik wil vaker dit soort mooie wandelingen met mijn opa doen. Ik voelde de negatieve gedachtes wegebben en mijn aderen vulden zich weer met positiviteit.