Brief aan Sanne

on

Lieve Sanne,

Vaak als ik oude foto’s van ons terugkijk, rollen de tranen over mijn wangen. Niet van vreugde, maar van verdriet. Twee blonde, schattige meisjes van twee turven hoog, die met hun grote bruine ogen ondeugend in de camera kijken. We hadden totaal geen besef van wat jou een aantal jaar later te wachten stond.

Tien jaar geleden, in de laatste week van april vierde ik mijn dertiende verjaardag. We zaten met een klein groepje vriendinnen in mijn tuin. Het was lente dus de tuin stond in het begin van zijn bloei. De warmte van de prille voorjaarszon scheen op onze gezichten. De schermbloemige hortensia’s, waar mijn moeder zo dol op is, kleurden heel de tuin. Mijn moeder had de tuintafel gedekt met een roze tafelkleed. Roze was mijn lievelingskleur. Op tafel stonden tientallen verschillende hapjes. Gevulde eieren, kleine taartjes, mini sandwiches en kinderchampagne. Mijn vader stookte de barbecue op en binnen een mum van tijd was de lucht gevuld met een geur van vers gegrild vlees. Je zat naast me en keek met afschuw naar de hapjes. Ik pakte een taartje en wilde het in je mond stoppen. Je schrok en sloeg het taartje geïrriteerd uit mijn handen. “Waarom eet je niks?”, vroeg ik. Je aarzelde even en zei: “Ik heb niet zoveel trek.” Ik vond het vreemd, want normaal gesproken was je dol op de hapjes van mijn moeder.

Een paar dagen later spraken we af bij het speeltuintje tegenover ons huis. We zaten op de krakkemikkige schommel die van ellende bijna uit elkaar viel. Je friemelde in je jaszak en haalde er een sigaret uit. Verbaasd keek ik naar de sigaret, want ik had je nog nooit eerder zien roken. Je stak hem aan met een gifgroene aansteker waar doodshoofdjes op stonden. De stinkende rook waaide in mijn gezicht en een gevoel van misselijkheid kwam naar boven. “Ik moet je iets vertellen’, zei je met een trilling in je stem. Aan de manier waarop je het zei, merkte ik dat dit geen goed nieuws was. “Ik heb anorexia”, zei je. Er viel een ongemakkelijke stilte. Ik keek aangeslagen naar de lege, donkere grond onder mijn voeten. Zo leeg als de grond voelde ik mij ook op dat moment. De juiste woorden kon ik niet vinden om je te troosten. Een tikkeltje verward stond ik op en sloeg mijn armen om je heen. Je had een grote, bordeauxrode trui aan waar je jouw lichaam goed achter kon verbergen, maar tijdens de omhelzing waren je botten voelbaar. Ondanks dat ik nog maar dertien was, wist ik dondersgoed wat anorexia inhield. Anorexia was namelijk het onderwerp van mijn spreekbeurt.

We gingen die periode voor het eerst naar de middelbare school. Jij deed Havo en ik Mavo. Ik kreeg verkering met een leuke jongen en genoot van mijn onbezorgde en fijne jeugd, terwijl jij elke dag aan het overleven was. Jouw psychische en lichamelijke gezondheid verslechterde in een rap tempo, evenals onze vriendschap. We spraken elkaar nauwelijks en ik herkende je niet meer. Jouw prachtige, lange blonde haren – waar ik altijd zo jaloers op was – waren helemaal afgeschoren. Je gezicht was opgemaakt met donkere make-up en in je kleding was geen sprankje kleur te bekennen. Kinderen van school vonden je maar raar en wilden niks van je weten. Wij hadden nog maar sporadisch contact.

Op een gegeven moment viel het mij op dat je helemaal niet meer op school kwam. Ik merkte dat mijn concentratie in de klas erg slecht was, want ik dacht veel aan jou. Ik besloot om na schooltijd even een kijkje te nemen bij je huis. Ik haalde mijn witte omafiets van het slot en racete naar jouw huis. Het was een regenachtige dag. Donkere grauwe wolken dreven voorbij. Met enkele zweetdruppels op mijn voorhoofd, van het harde fietsen, kwam ik aan bij de voordeur. Er klonk geschreeuw aan de andere kant van de deur. Twijfelend drukte ik toch op de bel. Je deed de deur langzaam open. Je was broodmager en je armen zaten vol met snijwonden. Er was geen plekje meer zichtbaar waar je normale huid nog te zien was. “Wat kom je doen”, zei je mopperig. Ik slikte even. “Ik wilde even kijken of alles goed met je ging.” Je gitzwarte ogen keken dwars door me heen. “Het gaat prima”, zei je en gooide de deur met een harde klap voor mijn neus dicht. Ik probeerde mijn tranen te bedwingen, maar toch schoot ik vol. Hoe kon mijn lieve vriendin zichzelf zo laten lijden? De regen kwam inmiddels met bakken uit de hemel en als een verzopen katje rende ik met mijn fiets in mijn hand naar huis.

8 september 2019. Deze dag staat in mijn geheugen gegrift. De telefoon rinkelde en jouw moeders naam verscheen in mijn beeldscherm. Mijn buikspieren verkrampten en een koude rilling verspreidde zich over mijn lichaam. Dit is foute boel, voelde ik. “Hallo met Fleur”, zei ik ietwat ongerust. Aan de telefoon vertelde je moeder dat ze slecht nieuws had. Je had je polsen doorgesneden en lag in het ziekenhuis. Het voelde alsof de grond onder mij vandaan zakte.

Een paar dagen na het verschrikkelijke nieuws keek ik uit het raam. Ik wist namelijk dat je elk moment thuis kon komen. Je moeder slenterde achter de rolstoel aan, waar jij als een zielig hoopje mens inzat. Ik stormde naar buiten en barste in tranen uit. Er kwamen geen woorden uit mijn mond. Ik kon je alleen maar vasthouden en huilen. Jij daarentegen zat als een lappenpop in de rolstoel. Zichtbaar geëmotioneerd zei je moeder dat ik wel een stukje met je mocht wandelen. Ik pakte de rolstoel over van je moeder en wandelde met je door het park. De vogeltjes vlogen om ons heen en de eerste groene blaadjes kwamen al nieuwsgierig tevoorschijn. We namen even een pauze en gingen op een houten bankje zitten met uitzicht op de vijver. Er kwamen drie donzige ganzen met wiebelende kontjes aangelopen en in de vijver waren de eendjes haastig heen en weer aan het zwemmen. Je gaf ze een liefdevolle blik. De zon verwarmde onze gezichten en jouw schattige sproetjes kwamen tevoorschijn. Ik vond je knap. Er spookten zoveel vragen door mijn hoofd, maar er heerste een complete stilte. Een fijne stilte. Je leunde met je hoofd op mijn schouder en samen genoten we in stilte van de zwemmende eentjes.

Ik denk nog vaak terug aan de momenten dat we niet meer bijkwamen van het lachen. De momenten dat we samen koekjes bakten en kletsten over knappe celebrities met wie we wilden trouwen. Het spijt me dat je door dit diepe donkere dal heen moest gaan. Je bent ziek en de rotziekte heet depressie. De gemene stemmen in jouw hoofd hebben de overhand genomen in jouw leven. Ik ben trots op je dat je hulp zocht en nu langzaam weer aan het opkrabbelen bent. Je hebt nog een ontzettend lange weg te gaan, maar ik blijf optimistisch en zal er altijd voor je zijn!

Liefs Fleur

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *