Mijn huisgenoot en ik zitten op de bank.
‘Wat gaan we dit jaar doen met oud en nieuw?’ zeg ik tegen mijn huisgenoot.
Heleen en ik wonen samen in een schattig appartementje in Amsterdam. Ze heeft lang blond haar en houdt net zoals ik wel van een feestje. Ik pak de telefoon en zie dat het over vijf dagen oud en nieuw is. Weinig te doen in deze coronatijd denk ik, maar eindelijk hoef ik een keer niet te werken. Elk jaar stond ik op oudejaarsavond in een druk café in Purmerend foto’s te maken van dronken mensen.
‘We moeten wel iets doen, al is het maar met een klein groepje wat drinken.’
We vragen rond wat iedereen voor planning heeft die avond.
‘Waarschijnlijk is er een feestje, maar dan wel op de avond van 1 januari. Ik zal zo informatie doorsturen over het feest,’ stuurt Stefan via Whatsapp.
Natuurlijk ben ik gevleid dat ik één van de uitverkorenen ben. Maar tegelijkertijd geeft het mij stress. Want als de feestjes exclusief zijn, is het wel zo fijn als de gasten een beetje gezellig zijn. Ik moet dus per se leuk zijn.
Ik lach naar Heleen.
‘Volgens mij kunnen we naar een feestje!’
De blije blik verandert in een behoedzame gedachte.
‘Of is dat wel zo handig?’
Vragend kijkt Heleen mij aan, en ik naar haar. Er is immers nog steeds Corona. Ik kijk op mijn telefoon en krijg de informatie van het feest doorgestuurd; het is in de Bijlmerbajes. Wat een gekke plek voor een feest, maar ook heel gaaf. Gelukkig hebben we nog een paar dagen om erover na te denken.
Ik wil, of er nou Corona is of niet, gewoon uitgaan. De afgelopen maanden hebben mij veel stress opgeleverd. Het leven is in één klap veranderd. Er zijn persconferenties, er is slecht nieuws. Ik moet het af en toe even kunnen loslaten. Dat doe ik het beste tijdens een feest.
Het feest begint over een uur. Ik krijg de plattegrond van de locatie toegestuurd. De Uber is besteld. Ik neem een laatste shot om de spanning weg te drinken. We komen aan op de bestemming. Heleen en ik stappen uit en kijken om ons heen.
‘Wat staat er op de plattegrond, waar moeten wij heen?’
Links van een stenen weggetje ligt een anoniem appartementencomplex, rechts een schijnbaar verlaten industriezone. Het is er doodstil. Niets verraadt dat in één van de gebouwen gefeest wordt.
Bij de entree staat een meisje met een tablet.
‘Wat zijn jullie namen?’
De koude wind in de gang waait tegen ons gezicht aan. Binnen word ik onthaald met loeiharde bassen, laserlampen en een vijftiental genodigden die duidelijk symptomen van een hele dag feestvieren vertonen. Naast de dj-booth staat een loungezetel waarop enkele jongeren languit liggen, hun ledematen in elkaar verstrengeld. Op de vloer dansen studenten, een slanke jongen in een crop top en een meisje met ontbloot bovenlichaam alsof hun leven ervan afhangt, en misschien is dat ook wel zo. De sfeer is gelijk goed, iedereen is blij dat er een leuk feest is. Leuke mensen, (lauw) bierverkoop, dj’s draaien harde techno en dansen maar. Iedereen staat er met hetzelfde doel: zorgen dat het feest zo lang mogelijk kan duren.
We geven onze jassen af bij de garderobe. Ik geef mijn jas aan de jongen achter de balie.
‘Zo, eerst maar even een drankje halen?’ Heleen knikt en we lopen samen richting de bar.
Best raar dat we nu opeens moeten nadenken of we op een feestje mogen zijn of niet, wat vroeger heel normaal was. Het voelt ook niet slecht om hier te zijn. Dat voelt zo, omdat ik mij goed voel en zin heb in een feest. Ik geniet van de avond want ik weet ook dat het zo voorbij kan zijn.
Tot nu toe heb ik alle maatregelen rondom de pandemie lijdzaam ondergaan. Afstand houden, mondkapje, thuiswerken, alleen voor boodschappen naar buiten en de avondklok loopt nog steeds door. Ik zit binnen en kijk hooguit af en toe uit het raam. Ik ben net op tijd in Amsterdam komen wonen voordat de coronacrisis uitbrak en in het centrum ben ik al een halfjaar niet geweest.
‘Kijken of we Stefan kunnen vinden,’ zeg ik tegen Heleen.
‘Daar ben je,’ zeg ik tegen hem.
De avond gaat snel voorbij. Het feest is bijna afgelopen. We lopen door de lange gang naar de garderobe. Ik geef mijn kaartje aan Stefan zodat hij onze jassen kan pakken. Een verwarming midden in de gang vliegt in de fik. De hele gang is blauw van de rook. Met mijn hand voor mijn mond loop ik naar de verwarming.
‘Heeft iemand de stekker er wel uit gehaald!?’ schreeuw ik.
Ik begin mij zorgen te maken. Is dit dan de karma die wij krijgen? De politie kan ook niet op een illegaal feest komen, dan krijgen we sowieso een boete, denk ik.
Ik kom dichterbij, gelukkig is de stekker uit het stopcontact gehaald. Stefan geeft mijn jas aan, ik trek hem snel aan. We lopen naar buiten. We kijken elkaar aan en moeten lachen.
‘We hebben wel weer een verhaal om te vertellen,’ zegt Heleen tegen ons.