Een slopende oudjaarsavond

Het is 20 december 2010. Gisteravond werd er op het nieuws gezegd dat het in Hoorn een droge dag zou zijn. Mark zit in de auto en kijkt naar buiten. De ruitenwissers staan op de snelste stand. Hij volgt de hysterische bewegingen van de twee wissers, maar zelfs zij zijn niet snel genoeg voor de grote dikke druppels die uit de hemel vallen. Mark parkeert op zijn standaardplek voor de bibliotheek. Hij kijkt in zijn achteruitkijkspiegel en slaakt een diepe zucht. Zijn wallen hangen nog lager dan gister. Al wekenlang is hij zich samen met André, zijn halfbroer, aan het voorbereiden op oudejaarsnacht. Ze organiseren een feest in hun bowling, maar er komt meer werk bij kijken dan hij dacht. Hij stapt uit en sprint naar de voordeur. Eenmaal binnen loopt hij naar de garderobe. Hij hangt zijn jas aan het verste haakje en kijkt op de klok. Het is al kwart voor 2 s’middags. Hij heeft drie dj’s voor het feest uitgenodigd om langs te komen. Zij zouden zorgen voor de toegangskaartjes en hij moet ze controleren.

 

Om tien over 2 komen de dj’s binnenlopen, 10 minuten te laat, maar dat was te verwachten. Twee grote dozen worden op de bar gegooid.

 

‘Hier zijn ze, Markie’, zegt de langste.

 

Mark kijkt hem aan. De dj ziet er niet uit. Hij is lang, dun en draagt zo’n verschrikkelijke ‘New York’ pet. De helft van zijn tanden zijn goud en hij praat met consumptie. Hij opent de doos en schuift hem naar Mark toe. Op de kaartjes staan de standaarddingen: tijd, locatie en thema. Mark ziet tot zijn schrik dat er nog iets aan de kaarten is toegevoegd: ‘Free cocktails’.

 

‘Free cocktails? Ik kan toch niet de hele avond gratis drank gaan weggeven? Ik heb nieuwe kaarten nodig!’, schreeuwt Mark.

 

De dj’s beginnen te lachen.

 

‘Luister gozer, als je wil dat er mensen op afkomen, moet je ze wel wat geven.’

 

De boze blik van Mark stopt hun gelach.

 

‘Oké oké, prima. Ik laat morgen nieuwe kaarten drukken voor je. Maak je geen zorgen.’

 

De jongens lopen weg en nemen de dozen weer mee. Mark ploft neer op een barkruk en zucht. Hij kon dit beter zelf doen, maar dat is nu al te laat.

 

Het is precies elf dagen later en het feest is vanavond. Mark en André zetten de laatste dingen klaar. Het muziekgenre is in elke zaal anders. Drie zalen betekent dus drie dj’s. Beneden in de grote zaal speelt ‘Dancehall’. In de kleinere zaal speelt ‘Rock’ en boven speelt ‘90’s’. Overal zullen mensen staan voor de muntverkoop, zodat alles goed verloopt. De zenuwen bij de broers lopen al hoog op. De standaard bezoekers van de bowling, en het café dat erbij hoort, is grotendeels crimineel of familie van een crimineel. Mark en André staan daarom in het begin van de avond bij de garderobe. Zo zien ze wie er binnenkomen en houden ze het overzicht. Het is bijna tien uur en de deuren gaan zo open. Buiten staat al een rij met mensen. Sommige nog met een biertje in hun hand. Ook de beveiligers komen de hoek om en lopen richting de ingang.

 

Rond elf uur komen de meeste mensen aankakken. Er staat een grote rij voor de deur en de kaartjes beginnen op te raken. Als André het kaartje met nummer 413 uitdeelt, begint hij toch te twijfelen.

 

‘Mark, we hebben nog zo’n 40 kaartjes, maar er staan nog minimaal 100 mensen buiten.’

 

Mark loopt naar de deur en neemt een kijkje door het raam. Tot zijn schrik ziet hij dat het hele plein vol staat met mensen die naar binnen willen. Hij rent naar de prullenbak en kijkt naar de weggegooide kaartjes. Tot zijn verbazing ziet hij de ‘Free cocktails’ staan. Dan beseft hij het. De dj’s hebben de oude kaartjes ook verkocht en het geld in hun eigen zakken gestopt. Dat betekent dat twee keer zoveel mensen aanwezig zullen zijn dan ze hadden gepland. Hij loopt weer terug naar garderobe. André praat met een man. De man is boos en verheft zijn stem. Na een paar seconden gooit de man zijn jas over de tafel en loopt naar het feest. André trilt.

 

‘De kaartjes zijn op, ik kan geen jassen meer aannemen.’

 

Bij de volgende gast gebeurt precies hetzelfde. Alle jassen worden op een hoop gegooid en de mensen lopen door naar beneden. De broers besluiten de garderobe te verlaten en te kijken hoe het feest beneden verloopt. Ze komen aan bij de trap en horen schreeuwende mensen van verschillende kanten. Mark schrikt en rent naar beneden. Links en rechts klinkt ruzie en gescheld.

 

De sfeer wordt steeds grimmiger, naarmate het later wordt. Eén man gooit al zijn munten over de bar.

 

‘Geef mij maar champagne met vuurwerk!’, schreeuwt hij naar de bange jongen achter de bar.

 

Mark loopt naar de bar, maar hoort mensen opeens geschreeuw en gejoel bij de toiletten . Hij rent erheen en trekt drie vechtende mannen uit elkaar. Eentje draait zich om en geeft Mark een harde klap op zijn kaak. Hij duizelt even rond voordat hij weer voet aan grond heeft. Hij duwt de man richting de trap en roept dat hij op moet rotten. Om hem heen gebeurt van alles. Barkrukken vliegen door de lucht en overal breken glazen. Mark stopt het ene gevecht, maar er begint weer een ander. Er is geen beginnen aan. Hij heeft hulp nodig, maar hij ziet André nergens. Dan bedenkt hij zich dat al het geld boven bij de garderobe ligt. Hij moet het veiligstellen, anders kunnen ze de schade nooit betalen. Hij rent naar boven en gaat naar de garderobe. Hier staan ook een aantal mensen te vechten. De beveiligers staan in de hoek en doen niks. Ze lijken echter niet bang, maar zijn gewoon met elkaar aan het praten. De dj’s hebben ze vast omgekocht.

 

Mark ziet de bak met geld en rent ermee naar het café. Het café kan op slot en is veilig. Hij loopt naar de kluis om het geld erin te doen. Hij ziet tot zijn verbazing iemand onder de tafel liggen. Een klein, dun mannetje trilt met zijn handen boven zijn hoofd. Pas na een tijdje ziet Mark dat het André is.

 

‘André, kom op, onze zaak wordt vernield. We moeten iedereen eruit gooien!’

 

André kijkt hem niet aan.

 

‘Ga jij maar, ik ben toch niet sterk en ze luisteren niet naar mij.’

 

Na enige twijfel loopt Mark weg. Hij heeft nog personeel beneden. Zij zullen vast ook bang zijn. Hij besluit ze allemaal op te zoeken en in de keuken te verstoppen. De keuken kan op slot, dus zij zullen daar wachten tot de politie er is.

 

Mark belt 112.

 

‘Hoeveel mensen zijn er?’

 

Hij kijkt om zich heen. Hij heeft geen flauw idee.

 

‘Veel te veel, kom met zoveel mogelijk mensen!’

 

Hij hangt op en rent weer naar beneden. Hij wil redden wat er te redden valt. Mark loopt door de menigte de trap af en ziet iemand over de leuning hangen. Een andere man heeft hem vast en wil hem van de trap afgooien. Mark kan hem net op tijd bij zijn kraag pakken en geeft hem een duw naar de bovenverdieping. Hij rent verder naar beneden en merkt bij de laatste trede dat zijn voet nat wordt. De vloer van de gehele bowling ligt onder water. Hij rent naar de riolering en ziet daar vier of vijf mannen rond de kraan staan. Ze duwen en trekken aan elkaar en zijn helemaal doorweekt.

 

‘Wegwezen! Jullie allemaal, opgerot!’

 

De mannen rennen weg en Mark draait de riolering weer dicht. Tot aan zijn enkels staat hij in rioolwater. Met zijn handen in zijn haren, die hij nog amper heeft, kijkt hij om zich heen. Alles is vernield. De bar heeft geen glazen meer en de barkrukken liggen overal. Gelukkig had hij de bowlingbanen zelf met een hek afgesloten, anders waren die ook gesloopt. Hij gaat kijken of er nog geld in de kassa ligt, maar er is niet eens meer een kassa te vinden. Na een tijdje hoort hij de politie aankomen.

 

Pas om 4:30 stapt de laatste persoon naar buiten. Mark zucht en bedankt de agenten. Met pijn in zijn hart belt hij zijn vriendin. ‘Hee, schat, Happy New Year… Ik denk dat ik voorlopig nog even niet thuis ben. Het is uit de hand gelopen. Alles is naar de klote.’ Hij kijkt rond en hangt op. Zijn bowling ligt in puin en zijn personeel is doodsbang. Hij is zelf ook nog nooit zo bang geweest als afgelopen nacht. Tijdens elk opstootje zag hij de ambulances, politiewagens en lijkzakken al voor zich. Godzijdank is er niemand zwaargewond geraakt.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *