Oktober 2019. Het was een natte, kille herfstdag. Samen met mijn beste vrienden Joost en Mees arriveerde ik in de vroege ochtend op Schiphol. Joost die ik al vanaf mijn geboorte kende, zag er zoals altijd, goed uit. Met zijn gebonkte lichaam, stoppelbaardje en helderblauwe ogen was hij een ware adonis. Met zijn donkerbruine kuif strak in de gel en turquoise overhemd was hij meer dan klaar voor onze reis. Mees kende ik ook al heel lang. Ook hij had er zin in maar met zijn wat norse uitstraling liet hij dat niet merken. Hij droeg zoals wel vaker een trainingsbroek van Nike en een oversized T-shirt. De velen tatoeages op zijn armen gaven hem een wat gevaarlijke uitstraling. Niks is echter minder waar, hij was de liefste jongen die ik kende.
Samen zouden wij die dag naar het Griekse eiland Kos vliegen, voor de driedaagse bruiloft van de vader en moeder van Joost. Rond een uur of tien ’s ochtends kwamen wij aan op het grote, vulkanische eiland. De temperatuur lag rond een graad of twintig en de zon scheen volop. Wat een verschil met de kou waar wij vandaan kwamen. We kwamen aan bij het hotel en werden hartelijk verwelkomd door alle familie en vrienden die er al waren. De meesten waren een dag eerder vertrokken. Zo ook onze ouders. We checkten snel in, trokken onze zwembroeken aan en ploften neer langs de rand van het zwembad. De middag hadden we wat tijd om te chillen. Diezelfde avond nog stond het openingsdiner op het programma.
Na een middagje zwemmen, zonnen en bier drinken maakten wij ons op voor de avond. Opgefrist en wel vertrokken wij met de grote groep naar het lokale visrestaurant. Aan lange gedekte tafels voorzien van wit linnen en kleurrijke bloemen verorberden wij de velen specialiteiten van chef Yorgos. De op authentieke wijze gegrilde sardines en karaffen zelf geproduceerde wijn vlogen over tafel. Rond een uur of elf besloten de ‘’oudjes’’ naar het hotel te gaan. Zij wilden een goede nachtrust met het oog op morgen. Dat was namelijk dé grote dag. De huwelijksceremonie met aansluitend een groot feest stond op de planning. Wij, ‘’de jonkies’’ pakten een taxi naar Kos-Stad. Wij hadden nog wel zin in een drankje op de barstreet.
Het was een doordeweekse avond in het najaar. Op een aantal enthousiaste Grieken na, waren wij de enige toeristen. De barstreet was dan ook uitgestorven. Enkele bars waren zelfs gesloten. Toch vermaakten Joost, Mees en ik onszelf. We dronken baco’s alsof het water was. We lachten en kaartten tot de wat norse barman ons rond een uur of twee de tent uitveegde. Flink aangeschoten strompelden we over de kleine klinkers in het straatje. Het was er stilletjes. We liepen naar het einde van de straat, waar een taxi ons stond op te wachten.
‘Ik wil nog wel ff door. Is er niet ergens een bordeel ofzo?’, vroeg Joost zich af.
Mees en ik keken elkaar lachend aan.
‘Weet je het zeker Joost?’, zei Mees.
‘Morgen is de bruiloft van je ouders. Laten we terug gaan naar het hotel’, opperde ik.
Joost deed alsof hij ons niet hoorde en stapte op de taxichauffeur af.
‘We are looking for some nice girls. Can you bring us to them?’, vroeg hij.
De taxichauffeur sprak nauwelijks Engels. Met wat obscure handgebaren en loze kreten probeerde hij ons duidelijk te maken dat hij wel een goede plek wist.
‘Good girls, good fuck’, riep hij.
Mees en ik keken elkaar aarzelend aan. Voordat we het wisten zat Joost al voor in de taxi. Hij opende zijn raampje en schreeuwde ons toe.
‘Kom op gasten, we gaan naar de hoeren.’
De taxi reed met hoge snelheid het centrum van Kos-Stad uit. Ik vroeg waar we naartoe gingen, het antwoord bleef mij schuldig. We reden de bergen in, steeds verder weg van de bewoonde wereld. Het was er pikkedonker.
‘We moeten terug jongens’, zei ik.
‘Laten we omkeren, dit voelt niet goed’, vulde Mees mij aan.
Joost bleef stil en de taxi reed door. Wij lieten het maar gebeuren.. Steeds verder dwaalden we af. Na een minuut of tien arriveerden we bij een benzinestation in the middle of nowhere. De taxi chauffeur stapte uit en vroeg ons in de auto te blijven zitten. Met een vragende blik keken we elkaar in de ogen.
‘Waar zijn we in godsnaam aan begonnen’, vroeg ik me hardop af.
Ondanks de stiekeme angst, zag ik de lol er ook nog wel van in. Het zal de hoeveelheid drank zijn geweest.
‘Als we gaan, gaan we in ieder geval met z’n drieën. Een memorabel einde, zeg maar’, zei ik.
Joost en Mees schoten net als ik, keihard in de lach.
De taxichauffeur liep naar een klein, vervallen huis. Het huis stond op zo’n twintig meter van het benzinestation. De ramen waren met houten planken dichtgetimmerd. Het leek alsof de tijd hier een jaar of vijftig had stil gestaan. Het was haast onmogelijk dat er zich binnen deze krot enig teken van leven zou bevinden. Laat staan een bordeel. De taxichauffeur klopte op de verrotte deur van het huis. Een klein luikje opende zich. Na een korte conversatie richtte de taxichauffeur zich tot ons en gebaarde dat wij zijn kant op konden komen. Joost, Mees en ik stapten uit de auto.
‘Fuck it, boys. We gaan gewoon’, zei Joost.
We liepen één voor één het huis binnen. Het was een gang met aan beide zijden verschillende kamers. De rode deuren van de kamers waren gesloten. Aan het uiteinde van de gang was een kamer zonder deur. Voor de opening hing een oud, stoffig bloemetjesgordijn. Uit deze kamer kwam geluid. Joost, Mees en ik wachtten in de gang. Na een minuut of vijf zagen we nog altijd geen mens. Ik stapte de gang door naar het gordijn. Ik stak mijn hoofd langs het gordijn en trof een ruimte gevuld met jonge dames. Het stond er blauw van de rook. Dames van rond de twintig jaar oud lagen op een bruine, lederen bank en keken gezamenlijk naar de piepkleine tv in de hoek van de kamer.
‘Hello’, zei ik met de nodige verbazing in mijn stem.
De dames keken even op en richtten hun blik weer op de tv. Van enige reactie was geen sprake.
‘Hello, hello’, herhaalde ik met verheven stem.
Dit bleek te werken. Plots stond een kleine, grijze vrouw vlak voor mijn neus. Ze was zeker tachtig jaar oud. Met haar vuurrood gelakte nagels, opgestoken haar en glimmende zonnebril was het een bijzondere verschijning. Ik deed meteen een paar stappen naar achter, waardoor ik opnieuw in de gang stond. Achter mij stonden Joost en Mees nog altijd te wachten.
De vrouw kwam de gang in en begon te schreeuwen.
‘You have to pay. You have to pay’.
Joost begon zich er nu mee te bemoeien.
‘We want to see the girls. First fuck, then pay’, zei hij.
De vrouw schreeuwde wat in het Grieks en voordat we het wisten stonden er drie schaars geklede dames op een rij.
‘Fifty euros per girl’, riep de vrouw.
‘We only have a hundred euros for three girls’, zei Joost.
De bejaarde pooier reageerde agressief, voor onderhandelingen was duidelijk geen ruimte.
‘One hundred fifty’, schreeuwde de vrouw nogmaals.
Joost, Mees en ik keken naar elkaar.
‘Laten we het maar gewoon doen. Ik heb geen zin in problemen’, zei Mees.
Mees had de pot bij zich en begon de briefjes van twintig en tien euro uit te tellen in zijn hand. Hij overhandigde de vrouw het geld. De vrouw seinde naar de dames dat ze ons mee konden nemen. Als kleine kinderen werden we bij ons hand gepakt en meegesleurd naar één van de kamers.
De kamer was donker. Er stond enkel een bed met een krakkemikkige, houten stoel ernaast. Over de stoel hing een handdoek, met binnen handbereik een flesje glijmiddel. Het leek exact op een smoezelige peeskamer zoals je deze in films ziet. Ongemakkelijk als de situatie was probeerde ik een gesprek met de dame aan te knopen.
‘How are you’, vroeg ik haar.
‘Take your clothes off’, antwoorde ze direct.
Het was duidelijk dat ze er weinig zin in had en de klus, letterlijk en figuurlijk, snel wilde klaren. Ikzelf had er ook helemaal geen zin in. Diep in mijn hart wilde ik dit niet. Tergend langzaam trok ik één voor één de kledingstukken van mijn lijf. Ik was bezig tijd te rekken. Op de gang hoorde ik gerommel en het geluid van dichtslaande deuren. Het maakte me alert.
Ik stond inmiddels in mijn onderbroek en op het punt mezelf over te geven aan de situatie. De situatie, waar ik me vrijwillig in had laten meeslepen. Tot ik werd geroepen vanaf de gang.
‘David! David!’, schreeuwde Mees.
‘We moeten weg. Kom snel’, riep Joost erachteraan.
Ik wist niet hoe snel ik mijn kleren weer aan moest trekken. De dame in de kamer keek verschrikt.
‘What are you doing?’, vroeg ze.
Ik zwaaide de deur open en keek de gang in. Rechts van mij zag ik Joost en Mees. De blik in hun ogen sprak boekdelen. Ze straalden pure angst uit. Ik draaide mijn hoofd naar links en schrok me rot. Ik stond oog in oog met een beer van een vent. Hij was zeker twee meter breed en twee meter hoog. De man droeg een zwart pak en had zijn handen voor zijn middel. In zijn rechterhand hield hij een 9-mm pistool vast. Met zijn linkerhand probeerde hij dit enigszins te coveren.
Ik keek achterom naar mijn twee beste vrienden.
‘We zijn de lul, Daaf’, zei Joost.
‘Het is allemaal jouw schuld’, beet Mees hem toe.
‘Rustig jongens. Het komt goed’, zei ik heel stoer.
Ik stond te trillen op mijn benen maar probeerde mijzelf groot te houden.
‘What is going on here?’, vroeg ik quasi nonchalant.
De grote vent bij de deur keek met zijn grote, donkere ogen dwars door mij heen. Zijn lege blik verraadde een hoop. Hij was hier niet voor de lol.
‘GO’, schreeuwde hij.
Met zijn 9-mm pistool gaf hij een harde klap op de deur.
‘Gasten, lopen! Vooruitkijken en die deur door. Snel!’, riep ik.
Ik ging eerst, Joost en Mees volgden. Het duurde een seconde of drie. We stonden buiten. Achter ons hoorden we de deur van het huis dichtvallen. Met de adrenaline gierend door ons lijf liepen we in de zevende versnelling op de taxi af. De taxichauffeur stond ons al die tijd op te wachten. Hij rookte op zijn dooie gemak een sigaretje, achteroverleunend op de motorkap van zijn voertuig.
‘Bring us to our hotel, please!’, schreeuwden wij in koor.
We stapten de taxi in en hapten naar adem. De taxichauffeur had de motor inmiddels gestart en reed weg bij het benzinestation. De stilte op de terugweg was oorverdovend. We waren in shock.
Na ruim een halfuur arriveerden we bij ons hotel. Voordat we allen naar ons eigen kamer gingen, knuffelden we elkaar. Een groepsknuffel, zonder een woord te zeggen. We keken elkaar aan en schoten vreselijk in de lach.
‘Slaaplekker jongens. Was gezellig’, zei Joost.
Hij draaide zich om en stiefelde naar zijn kamer. Mees en ik keken elkaar verbijsterd aan en liepen hoofdschuddend ook naar onze kamers. Wat een bizarre nacht. Een aantal uur later scheen de glinsterende zon langs het gordijn mijn kamer binnen, ik ontwaakte. Na een koude douche maakte ik mijzelf klaar voor de dag. Gehuld in een grijze chino en wit linnen overhemd stapte ik mijn kamer uit. Ik moest snel ontbijten voordat de bus vertrok. Op het terras waren Joost en Mees al aan het ontbijten met hun ouders. Ik nam plaats aan het tafeltje waar mijn ouders zaten. Terwijl ik een hap van mijn croissant nam, vroeg mijn moeder of ik een leuke avond had gehad. Ik knikte instemmend.
‘Was gezellig mam’, zei ik met volle mond.
Het was tijd. Voor het hotel stond een blauwe touringcar op ons te wachten. Deze bus bracht ons naar het kapelletje waar de ceremonie zou plaatsvinden. Dit rit ernaartoe zou een minuut of veertig duren, werd ons verteld. Tijdens de rit keek ik uit het raam. In de verte zag ik een benzinestation. Het leek verdomd veel op de plek waar wij een aantal uur eerder waren geweest. De plek waar wij na een avondje stappen beland waren, wel betaald maar niet geneukt hadden en de dood in de ogen hadden gekeken. Ik keek achterom of Joost en Mees het ook zagen, ze knikten, ik wist genoeg. Het werd een prachtige dag. Op een sprookjesachtige manier gaven de ouders van Joost elkaar het ja-woord. Ze leefden nog lang en gelukkig. En wij? Wij leefden gelukkig nog.