Angstaanjagende onrust op zondag

on

Juli 2020. Het is een warme zomerdag. Vogeltjes fluiten en de eerste zonnestralen dringen door de kiertjes van de luxaflex de slaapkamer binnen. Ze verblinden mij en zorgen ervoor dat ik al vroeg mijn bed verlaat. Ik krijg mijn ogen niet volledig open. Ik ben nog veel te moe. Het was een onrustige nacht waarin ik de klok continu van tijd heb zien veranderen. Ik loop naar beneden en besluit nog even weg te doezelen op de bank.

Enkele minuten later schrik ik wakker van de deurbel. Ik kruip langzaam onder mijn dekentje vandaan en slof op mijn dooie gemak naar de voordeur toe. Wie stoort mij nu op een zondag? En ook nog eens om 10 uur ’s ochtends? Mijn enige vrije dag! Hoe durven ze. Ik bereik de gang en zie tot mijn verbazing een zwarte bos krullen boven het deurraampje uitsteken. Ik bevries onmiddellijk. Het is Paolo, mijn doorgedraaide Italiaanse ex waarmee ik slechts een half jaar samen was. Nog voordat hij door het raampje gluurt keer ik mij om en kruip ik weer lekker onder mijn dekentje op de bank. Die deur ga ik mooi niet opendoen.

Nog geen 30 seconden later gaat die oorverdovende bel weer af. Paolo houdt zijn vinger constant op de knop. Wat een idioot. Ik grijp naar het dichtstbijzijnde kussen en klem deze strak over mijn oren. Ik ga niet toegeven. Ik ga niet opendoen. Hij mag hier niet eens in de buurt zijn, dat heeft de rechter vorige maand nog besloten.

Na een minuut of twee is de rust wedergekeerd. Ik durf nog niet van de bank af te komen om te controleren of hij daadwerkelijk weg is. Paolo kennende staat hij nu gebukt voor mijn deur en springt hij op zodra ik door het raampje kijk. Ik ben de lul als hij me dan ziet. Ik bel daarom mijn beste vriendin Linda. Linda woont in de buurt en kan de omgeving voor mij doorzoeken.

‘’Lin, hij is er weer’’, zeg ik met een trillende stem.

‘’Say no more’’, zegt ze bloedserieus terug.

Via FaceTime volg ik haar weg door mijn buurt in Oudewater. In het buurtspeeltuintje om de hoek is, op wat spelende kinderen na, niets te zien. Linda vervolgt haar weg. Ik kan mijn huis in de verte al zien, weliswaar in duizend kleine pixels, maar ze komt in ieder geval dichterbij. Ik probeer me te concentreren op de omgeving, maar het is moeilijk te zien op zo’n klein scherm. Ik schrik dan ook als ik opeens Linda’s stem door mijn woonkamer hoor galmen.

‘’De kust veilig’’, zegt ze opgelucht.

‘’Thanks Lin, dan kan ik eindelijk weer genieten van mijn enige rustdag.’’

De klok slaat twaalf. Ik krijg trek en slof naar de koelkast toe. Leeg. Is New York Pizza al open? Na wat Google-werk kom ik erachter dat deze nog gesloten is. Ik gooi mijn haar in een losse knot en stap op mijn afgetrapte fiets. Dat wordt dus diepvriespizza van de Jumbo.

Met slechts een pizza salami onder mijn arm fiets ik terug naar huis. Had ik de oven maar vast voorverwarmd, nu moet ik nóg langer wachten. Ik gooi mijn fiets tegen het muurtje naast de voordeur omdat ik vanavond toch nog weg moet. Eindelijk weer eten bij mijn lieve ouders, maar nu eerst deze pizza lekker naar binnen werken. Ik sla het dekentje weer om mij heen en zet een nieuwe aflevering van Bridgerton aan. Wat een heerlijke serie. Iedere keer als Simon op mijn beeld verschijnt loopt het kwijl nog net niet langs mijn mondhoeken. Ik zou alles overhebben voor zo’n knappe man. Mijn hopeloze gezwijmel wordt verstoord door de deurbel. Omdat ik nog helemaal in een Simon-trance zit, denk ik niet na bij wat ik doe. Ik open de deur vol zelfvertrouwen, alsof het voorval van vanochtend helemaal niet heeft plaatsgevonden. De rillingen kruipen over mijn lijf als ik hem recht in zijn ogen aankijk. Het is Paolo.

‘’Ga weg’’, schreeuw ik. Ik probeer de deur direct weer dicht te doen, maar hij zet zijn voet ertussen. Tegen een maat 46 met stalen neuzen kan ik niet op. Zijn rechtervoet alleen al is sterker dan mijn twee kippenarmpjes bij elkaar.

‘’Wat moet je?’’, probeer ik nog te vragen terwijl hij als een psycho naar me staart.

‘’Ik ben nog niet klaar met jou’’, zegt hij op een angstaanjagende toon.

Mijn ogen prikken. Ik voel dat ik bijna in tranen ga uitbarsten, maar ik mag mijn zwaktes niet tonen. Zeker niet aan Paolo, want daar speelt hij veel te graag op in. Ik zie van rechts een kale man met een dalmatiër naderen. Dat geeft me hoop. Misschien ziet hij de dreigende situatie die Paolo voor mijn deur veroorzaakt en zegt hij er iets van. Tot mijn verbazing is het Paolo die zijn voet intrekt om niet verdacht over te komen. Dit is mijn kans.

Ik trek de deur met volle vaart dicht en sprint direct naar boven, recht de slaapkamer in. Als een klein kind kruip ik onder mijn dekens en toets ik 112 in op de huistelefoon die op mijn nachtkastje staat.

“112, wie wil je spreken: politie, brandweer of ambulance?”, hoor ik aan de andere kant van de lijn.

‘’Politie, politie. Politie, nu!’’, schreeuw ik terug.

De vrouw kalmeert mij daarna gelukkig snel. Ik leg de situatie uit en vertel ook dat Paolo nog minimaal acht weken een gebiedsverbod heeft. Ze haalt mijn dossier erbij en kan zien dat hij de veroordeelde hoofdverdachte in mijn stalkerzaak is.

‘’De politie is onderweg om de situatie te beoordelen’’, zegt ze.

11 minuten later staan er twee kleine, maar brede politiemannen voor mijn deur. Paolo is natuurlijk allang gevlucht. Ik baal want nu kan er geen aanhouding ‘’op heterdaad’’ worden doorgezet. Geen strafrechtelijke gevolgen. Ik kan alleen een stom stopgesprek aanvragen. Alsof Paolo luistert naar een wijkagent die hem vraagt te stoppen. Hij lapt alle regels aan zijn laars. Ik heb nog altijd geen vrijheid door die vent.

‘’Wij vinden het erg vervelend voor u mevrouw, maar de kust is nu volledig veilig. Mocht u op een later moment opnieuw last ervaren dan kunt u ons altijd bellen’’, zegt de agent met het oranje snorretje.

Ik knik teleurgesteld naar de agenten en blijf stomverbaasd achter.

Eenmaal terug op de bank pak ik de telefoon en bel ik mijn moeder om haar alles te vertellen. Ze maakt zich zorgen en stelt voor dat ik vast naar haar toe kom.

‘’Dan hoef je niet nog een hele middag alleen te zijn’’, zegt ze om mij gerust te stellen.

Ik durf nu alleen de deur niet meer uit. Wat als ik onderweg van mijn fiets word geslingerd door hem? Wat als hij me staat op te wachten onder het bruggetje bij de beek?

‘’Nee mam, ik blijf het liefst thuis vandaag. Komt goed, we spreken wel een andere keer af’’, zeg ik terwijl er een traan langs mijn wang rolt.

Ze stelt nog voor om naar mij toe te komen, maar dat aanbod sla ik af. Die deur doe ik vandaag niet meer open, voor niemand niet.

De rest van mijn dag bestaat uit Netflixen, nagelbijten en nadenken. Duizenden gedachten spoken door mijn hoofd. Hoe Paolo mijn huis überhaupt heeft kunnen vinden snap ik niet. Ik heb pas een maand geleden mijn ouderlijk huis verlaten. Het is moeilijk om nog op de knappe Simon te focussen. Dat zegt veel, want ik kijk graag naar hem. Ik besluit de televisie maar uit te zetten. Het is wel mooi geweest voor vandaag. Op dat moment kruipt mijn Britse Langhaar naast me op de bank. Hij begint te spinnen en geeft mij kopjes. Ik aai hem een paar keer over zijn bol om te laten weten dat ik zijn liefde waardeer. Hoe bijzonder dat dieren je angst of verdriet zo goed kunnen aanvoelen.

Tegen de klok van zes open ik de Thuisbezorgd app. Mijn buik rommelt en de koelkast is helaas niet magisch aangevuld. Waar heb ik zin in vandaag? Sushi? Dat is mijn favoriete comfortfood. Mijn verstand onderbreekt plots mijn gedachten. Ik kan helemaal niks bestellen, want daarvoor moet ik de voordeur openen. Kak. Het worden uiteindelijk zoute crackers met een Cup-a-Soup(je). Ik slurp en snaai terwijl ik luister naar wat Lo-Fi beats. Op het pleintje achter mijn huis hoor ik de bellen van de ijscoman rinkelen. De enige bellen waar ik vandaag vrolijk van word. Een ijsje zou me goed doen, maar de deur ga ik niet uit. Ik zet mijn bordje en bestek bij de rest van het vuile vaat en vervolg mijn weg naar boven. Hopelijk brengt een goede nachtrust me veel goeds voor morgen.

Ik haal mijn knot uit mijn haren, spring nog even snel onder de douche en was mijzelf van top tot teen met een rustgevende lavendel douchegel. Na drie minuten sta ik plots te trillen. Met mijn shakende vingers grijp ik naar mijn wangen. Ik knijp mezelf veel te hard. De tranen stromen tegelijk met de stralen van de douche over mijn wangen. Ik herinner me dat ik de deuren beneden nog niet heb afgesloten. Naakt en nat ren ik de trap af. Op de een-na-laatste trede glijd ik uit, maar dat houdt me niet tegen. Die deuren moeten zo snel mogelijk dicht. Ik zie buurman Jonas langs het raam van de keuken lopen, maar ik weet nog snel het dekentje om te slaan dat ik op de bank had laten slingeren. Mijn hele vloer is nat, maar de deuren zitten nu eindelijk dicht. Mijn lichaam trilt nog even na van de heftigste paniekaanval die ik ooit heb gehad.

Als mijn hartslag weer op normaal niveau is kruip ik mijn bed in. Ik verstop me helemaal in de dekens, maar laat nog een klein gaatje open om goed te kunnen ademen. Net wanneer ik mijn ogen sluit hoor ik het geluid van een WhatsApp-melding afgaan. Het is Linda. ‘’Heb je het al gehoord?’’, schrijft ze. Het zal wel weer over de afvaller van Wie is de Mol? gaan. Ik beantwoord dat berichtje morgen wel. Tien minuten later word ik wakker gebeld. Pff.

‘’Lin, ik wil graag slapen. Vandaag was een vreselijke dag die ik zo snel mogelijk wil vergeten. Ik vertel alles morgen wel, dan kan jij ook gelijk vertellen wie er uit is bij Wie is de Mol?’’.

Even blijft het stil, maar dan hoor ik de felle stem van Linda weer.

‘’Nee, kijk NU je WhatsApp.’’ Ze hangt op.

Ik open de link in het bericht en zie een nieuwsartikel dat eerder deze middag is geplaatst. ‘’Auto rijdt met hoge snelheid tegen boom in Oudewater, man (25) op slag dood’’, luidt de kop. Op de foto zie ik een gecrashte auto die ik denk te herkennen. Het verfrommelde kentekenbord ligt ernaast op de grond, 47-ZK-KJ. Verdomd.

Ik ben sprakeloos. Nooit zou ik iemand de dood toewensen, maar waarom voel ik me nu opgelucht?

Die nacht doe ik geen oog dicht. Ik meld me ziek van werk en besteed mijn hele maandag aan het herstellen van mijn lichaam en geest. De bel ging vandaag drie keer. Drie keer greep ik naar de deken. Drie keer probeerde ik me te verstoppen. Dat hoeft gelukkig niet meer. Ik moet zelf van die angst af zien te komen, de angst die Paolo mij heeft nagelaten.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *