We moeten is stoppen met de termen ‘hoogopgeleid’ en ‘laagopgeleid’ in Nederland
Stel, ik bouw een kraan, maar die kan alleen op een waterleiding uit 1860 worden aangesloten. Zou ik dan voor gek worden verklaard?
Ik denk van wel. En terecht ook. Maar wist je dat we in Nederland, anno 2020, nog wel een onderwijssysteem gebruiken dat in diezelfde 19de eeuw is ontwikkeld? En dat daar maar weinig mensen raar over doen?
Ik was zelf op school, nog niet zo lang geleden, een drama wat betreft theoretische vakken. De vakken die ik onder andere heb gevolgd waren wiskunde en vier talen. Ik leerde wel omdat het moest en haalde de havo uiteindelijk ook wel na 6 jaar. Maar als je mij nu zou vragen wat ik nog weet van bijvoorbeeld wiskunde, is dat praktisch niks.
Ik ging na mijn schooltijd een keer drie weken naar de Verenigde Staten. En wat mij verbaasde: mijn Engels was bij terugkomst ineens veel vlotter en beter dan eerst. Ik leerde het daar omdat ik het moest spreken. Ik kon wel Nederlands gaan praten, maar dan hadden ze me niet verstaan. Ik moest dus continu mijn creativiteit gebruiken om me verstaanbaar te maken. Ondertussen pikte ik onbewust allemaal theoretische informatie op. Door dingen in de praktijk te doen leer je veel meer dan wanneer je een boekje leest.
Ik besefte daarna iets. In het huidige schoolsysteem is er nauwelijks ruimte om op een andere manier te leren dan uit boeken. Er is tegelijkertijd veel behoefte aan creatieve mensen. Bedrijven smeken om creativiteit om een goede positie in de markt te kunnen krijgen. De beste marketingacties komen immers voort uit creativiteit.
Maar wie in Nederland niet goed is in het leren vanuit boeken, wordt gelijk als laagopgeleid weggezet. Op een andere manier dezelfde stof leren kan blijkbaar nauwelijks. Ik vraag me tegelijkertijd ook af waarom de woorden hoog en laag opgeleid überhaupt nog worden gebruikt. Als het theoretisch en praktisch opgeleid zou gaan heten, dan weet ik wel wat ik als cooler zou zien. Er zou wat mij betreft dus veel meer aandacht voor creativiteit en leren in de praktijk moeten komen op scholen, ook op hogere niveaus.
Ik zal nog een voorbeeld geven van een reden waarom. Ik ken iemand die als elektricien werkt. Bij zijn bedrijf kwam een keer een stagiair van een universiteit. Dat was dus een slim persoon. Maar diegene kon nauwelijks iets. Hij had heel veel over het vak gelezen, maar nog nooit echt een apparaat bediend. Hij wist slechts waar de apparaten voor waren. De stagiaires van het mbo doen het daarentegen uitstekend bij dat bedrijf omdat zij veel in de praktijk oefenen en daardoor ook aan de theoretische informatie komen.
Er zijn nu te weinig mensen in de technische- en bouwsector. Dat komt denk ik mede omdat veel functies daar als laaggeschoolde beroepen worden gezien. Maar in veel gevallen zijn deze ‘laagopgeleide’ mensen juist creatief en in veel sectoren misschien zelfs slimmer dan ‘hoofopgeleide’ mensen.
Er zijn bijvoorbeeld ook veel kinderen met ADHD in Nederland. Die zijn vaak erg creatief, maar passen niet altijd goed bij het schoolsysteem. De meeste mensen met ADHD hebben een kortere aandachtsspanne dan anderen, waardoor uit boeken leren moeilijker kan zijn.
Zij kunnen dan dus niet ‘hoog’ worden opgeleid, terwijl ze in potentie wel slim zijn. Of ze moeten naar ‘speciaal’ onderwijs omdat ze zo ‘anders’ zijn. Als zij zouden worden gestimuleerd om hun creativiteit te gebruiken, behoren ze waarschijnlijk tot de besten.
De maatschappij is zo veranderlijk dat boekjes tegenwoordig niet meer dan een basis vormen. Als leren op school voor 40% uit boeken en voor 60% uit praktijk zal gaan bestaan, zul je zien dat de meningen over slim en dom veranderen. Dan is degene die in de bouw zit niet meer ‘laagopgeleid’.
We leven in 2020, niet in 1860. De tijden zijn veranderd en scholen moeten daar is in meegaan.